Het plaatje hierboven toont Polybios van Megalopolis, een Griekse aristocraat die, na een desastreus verlopen oorlog tegen de Romeinen, als gijzelaar werd meegenomen naar Rome. Daar had hij het geluk te worden geïnterneerd bij de familie Cornelius Scipio en vriendschap te kunnen sluiten met Publius Cornelius Scipio Aemilianus, die was voorbestemd tot een grootse militaire carrière. In 146 v.Chr. veroverde hij Karthago en in 133 de belangrijke Spaanse stad Numantia.
Polybios kon met hem mee op campagne en kreeg zo de gelegenheid informatie te verzamelen voor een van de betere geschiedwerken uit de Oudheid. Deze briljante wereldgeschiedenis beslaat de periode vanaf 220 tot 146 v.Chr.: de driekwart eeuw waarin Rome het Middellandse Zee-gebied onderwierp en verenigde.
Het reliëf hierboven is in de jaren twintig van de vorige eeuw gevonden in Kleitor op de Peloponnesos. De historicus is afgebeeld met een helm en schild van een model dat in de tweede eeuw v.Chr. niet langer in gebruik was: een bewuste poging tot archaïsering, die in deze tijd niet ongebruikelijk was. Het portret zal hebben behoord bij een monument ter ere van Polybios, die van zijn Romeinse connecties gebruik heeft gemaakt om de Grieken van tijd tot tijd te helpen.
Wat je op de foto ziet is echter niet het echte monument maar een afgietsel, dat is te zien in het Museo nazionale della civiltà romana in Rome: het enorme museum dat Mussolini wijdde aan de beschaving van het Romeinse Rijk. De dictator, die zich graag spiegelde aan keizer Augustus, spaarde kosten noch moeite voor dit museum. Je ziet er allerlei maquettes – onder andere Italo Gismondi’s kolossale model van Rome in de vroege vierde eeuw n.Chr. – en replica’s, terwijl er van alle grote kunstwerken afgietsels zijn. Alles is dus nep, maar dit museum is de ideale plaats om te leren wat de Romeinen eigenlijk hebben gepresteerd. Als ik vroeger excursies naar Rome leidde, was dit de plek om te beginnen.
Het originele reliëf is tijdens de oorlog zoek geraakt, en dat maakt dit afgietsel extra belangrijk: meer hebben we niet.