Gedachtenexperiment nummer één. Stel u iemand voor die rond 350 v.Chr. besluit vanuit de Lage Landen op reis te gaan. Hij trekt naar het zuiden door het gebied van de Kelten, bereikt de Middellandse Zee bij Marseille, een Griekse kolonie. Per boot zijn reis vervolgend legt hij aan in de havens van Etrurië. Hij bezoekt Rome en de steden in zuidelijk Italië, steekt over naar Sicilië, zeilt naar het kosmopolitische Karthago, scheept in naar Egypte, brengt een bezoekje aan het tempelstaatje Jeruzalem en gaat aan land in de havensteden van Fenicië. Tot slot reist hij via Cyprus, Griekenland en de Donau weer naar huis.
Zo’n reiziger zou terug zijn gekeerd met verhalen over stadstaten en stamsamenlevingen, over zelfvoorzienende dorpen, over handelsnaties en over het Perzische wereldrijk. Hij zou onderweg eerst Keltisch hebben geleerd, maar ook Ligurisch en Etruskisch, Grieks en Latijn, Aramees, Egyptisch, Fenicisch en het daarvan afgeleide Punisch, Perzisch, Thracisch en de talen die ooit in Midden-Europa gesproken zijn geweest. Onze reiziger zal hebben gebeden tot de beschermgoden van de zeevaart en de wegen, eerst in de vierkante velden van de Kelten, later in de hoge Etruskische podiumtempels, in de naar alle zijden open marmeren heiligdommen van de Grieken, in het “huis van alle volken” in Jeruzalem, in de gigantische tempelcomplexen van Egypte en op de offerhoogten van de Levant.
Gedachtenexperiment nummer twee. Onze antieke toerist gaat al die plaatsen nog eens langs aan het begin van onze jaartelling. Hij zou een totaal andere wereld zien. Daarin hoefde hij geen dozijn talen te spreken want hij kon overal terecht met Latijn, Grieks en Aramees. De heiligdommen zouden overal op elkaar lijken. De vroegere koninkrijken en stadstaten en stammen waren opgegaan in het Romeinse keizerrijk. Het is nogal een verandering die zich in de drie eeuwen v.Chr. heeft voltrokken.
Verovering?
Een eerste verklaring is dat de Romeinen in de tussenliggende eeuwen nu eenmaal alles hebben veroverd. Ze legden de eenheid als het ware van bovenaf op. Hun succes valt dan te verklaren door gedegen generaalschap, geharde soldaten en een efficiënte staatsvorm. Dit was hoe historici er vroeger tegenaan keken, toen ze de oorzaken van gebeurtenissen nog zochten in individuele actoren – wat twintigste-eeuwse historici zijn gaan aanduiden als methodisch individualisme.
Globalisering?
Er is echter een tweede verklaring mogelijk. Die is eerder sociaalwetenschappelijk van aard. Verbeteringen in de techniek om ijzer te bewerken hadden de welvaart doen toenemen en hadden ervoor gezorgd dat de handel in het Middellandse-Zee-gebied intensiveerde. De Feniciërs begonnen nieuwe handelsroutes te zoeken. Niet veel later zwierven ook de Grieken uit. De zo opbloeiende interregionale handel ging weer hand in hand met verstedelijking, zowel thuis als overzee, en in de steden waren allerlei vormen van nijverheid, wat de vraag naar grondstoffen deed toenemen.
De handelsnetwerken breidden zich almaar verder uit: voorbij de Sahara, naar de Atlantische Oceaan, over de Alpen tot aan de Noordzee. Denk aan het graf van de Heer van Oss. Je zou het, met een slag om de arm, kunnen aanduiden als een vroege vorm van globalisering, waardoor niet alleen de welvaart toenam maar mensen ook vaker met elkaar in contact kwamen.
Ze wisselden niet alleen goederen maar ook ideeën uit. De onvermijdelijke conflicten werden meestal gewonnen door de vorsten die de beschikking hadden over de meeste middelen, zodat er een tendens was naar steeds grotere staten. Uiteindelijk bleef er één over.
Tot slot
In deze visie, die niet alleen sociaalwetenschappelijk is maar ook wetenschappelijker, is de eenheid niet van bovenaf opgelegd, maar van onderaf opgekomen. De eerste verklaring is vanuit het deelnemersperspectief, wat het mogelijk maakt je te identificeren met de betrokkenen, maar wat tegelijk leidt tot de bizarre nadruk op Grote Mannen. Nepklassieken. Er zijn leuke boeken te schrijven op die manier, en zeker in het Engelse taalgebied verschijnt veel dat de moeite waard is. Het is in zekere zin een voortzetting van een traditie die begint in de Grieks-Romeinse wereld en doorloopt tot auteurs als Edward Gibbon.
Maar de geschiedwetenschap ontstond pas daarna en die traditie loopt via Droysen, Mommsen en Weber naar ons. De resultaten (in dit geval: globalisering) mogen dan wat minder zijn gericht op het handelende individu, ze zijn intellectueel uitdagender. Het betekent tevens dat een geschiedenis van de Punische Oorlogen niet meer alleen gaat over wat deze of gene briljante generaal vermocht, maar over dieperliggende processen. Hannibal en Scipio streden niet om de toekomst, want de eenheid zou sowieso ontstaan, en daarop was Rome, met zijn grote reservoir aan mankracht, beter voorbereid dan Karthago.