Philip Dröge, de auteur van bewonderde boeken als Tambora, Moresnet, Pelgrim, De republiek Groningen en Moederstad, interviewde me onlangs over Hannibal in de Alpen. Terwijl het buiten pijpenstelen goot, voerden wij een leuk gesprek over Hannibal, over Alpen en over olifanten, afdwalend naar de actualiteit van de dag, zoals de aan fraude grenzende publicatie Het verraad van Anne Frank.
Als u de podcast beluistert – hij duurt ongeveer drie kwartier – hoort u dus twee mensen met belangstelling voor geschiedenis, sprekend over hoe je dat verleden eigenlijk kennen kunt. Met als rode draad dat mensen blijkbaar niet kunnen aanvaarden dat sommige dingen niet te kennen zijn. En dat ze ook niet gekend hoeven worden. Dat betreft lokaalpatriotten die per se willen dat Hannibal door hun dorp is gekomen. Het betreft ook wetenschappers die, zonder én de teksten én het materiële aspect van het verleden te overwegen, pretenderen wetenschap te kunnen bedrijven. En gemeenschapsmiddelen verspillen aan een overbodige vraag.
Wat me aan het gesprek trof, was dat er iets ontbrak: de relevantievraag. Te vaak spreken de media over geschiedenis alsof het iets is waar je lessen van moet leren. Ik ontken niet dat er van het verleden vormende werking kan uitgaan – ik blogde er onlangs over – maar geschiedenis is vooral verrassend en daarom is een kennismaking met het verleden prettig. Dat is, zoals u weet, meer dan genoeg om een belangstelling voor geschiedenis te rechtvaardigen.
U hoort de podcast hier.