Karthaags borstpantser uit Ksour es-Saf (Musée national du Bardo, Tunis)

[Het eerste deel van deze reeks over de Derde Punische Oorlog was hier.]

De eerste stap van de Karthagers was de vrijlating van alle slaven en het terugroepen van Hasdrubal, die zich loyaal opstelde tegenover de regering die zich zo kort geleden nog van hem had gedistantieerd. Hij beloofde de Romeinen op het platteland te zullen aanvallen. Tegelijkertijd werd de bevolking verdeeld in ploegen die bij toerbeurt werkten in haastig ingerichte smidsen om wapens te maken.

De consuls, die mogelijk hoopten dat hun tegenstanders na enkele dagen zouden inzien dat verzet zinloos was, brachten hun troepen pas na enige tijd naar de landengte ten westen van Karthago, waar tegenwoordig de luchthaven van Tunis ligt. De legionairs verwachtten dat de stad niet zou worden verdedigd, en waren verbijsterd toen hun eerste aanval werd afgeslagen. Toen dit nogmaals gebeurde en Hasdrubal arriveerde, besloten ze hun kampen te versterken, wat nog niet zo eenvoudig was in het houtarme gebied, temeer daar de Karthaagse generaal de houthakkers, waterdragers en andere soldaten buiten het kamp voortdurend aanviel. Voor de bouw van katapulten en blijden lijkt nooit genoeg hout te zijn gevonden. Appianus vermeldt de toestellen althans niet.

Karthago

Na verloop van tijd was er echter genoeg hout om belegeringsrammen te bouwen. Eén ervan was zo groot dat zesduizend legionairs nodig waren om de boomgrote ram heen en weer te bewegen; een tweede werd bemand door evenveel zeelieden. Een deel van de zee moest worden volgestort met puin, stenen en zand om ruimte te scheppen. Het geweld van de massieve rammen moet immens zijn geweest, en omdat tussen de twee legeronderdelen een speelse rivaliteit bestond, zetten de twee teams zich fanatiek in. De buitenste van de drie stadsmuren bezweek al gauw.

De logische tegenmaatregel was het dichtmetselen van de bres en het in brand steken van de machines. Dat was zelfs zo logisch dat de Romeinen het verwachtten. Ze wachtten de aanvallers op en verjoegen ze. De volgende dag begon de bestorming, maar de Karthaagse soldaten waren zeker zo gemotiveerd als de Romeinse en sloegen de aanval af. De consuls leidden hieruit af dat de muren niet bestormd konden worden en besloten ze niet meer aan te vallen. Voor het moment kozen ze ervoor de stad te blokkeren en te verzwakken door uithongering.

Het was inmiddels juli 148 en de Romeinen realiseerden zich dat het stilstaande water in de lagune ten zuidwesten van de belegerde stad slecht was voor de gezondheid. De vloot, die hier tot dan toe had gelegen, werd naar de landtong ten zuiden van de stad verplaatst, waar de golfslag en de noordenwind een prettiger omgeving boden. Het nadeel van deze positie werd duidelijk toen de Karthagers enkele branders in zee trokken, door de wind naar de Romeinse schepen lieten afdrijven en er aldus bijna in slaagden de vijandelijke vloot te vernietigen.

Omdat de belegering stokte, zochten de Romeinen het leger van Hasdrubal op in de hoop dat te kunnen uitschakelen. Zo zouden ze het achterland beheersen en konden ze royaal beschikken over hout, water en levensmiddelen. De aanval was een fiasco en pogingen de laatste dorpen in te nemen die Karthago steunden, haalden ook al weinig uit. De zaak werd voor de Romeinen zelfs precair toen hun bondgenoot Massinissa overleed en een van zijn zonen zich met enkele honderden Numidische ruiters bij Hasdrubal aansloot. De Romeinen verloren steeds meer de controle over het achterland en als ze de zeeën niet hadden beheerst, zouden ze zich bijna zelf belegerd zijn gaan voelen.

Nog erger werd het toen in de lente van 147 een vlootcommandant door middel van een gewaagde landing op de onverdedigde rotskust, niet ver van het huidige toeristenplaatsje Sidi Bu Saïd, probeerde de noordelijke voorstad, binnen te dringen. Al gauw werd hij daar omsingeld door een Karthaags leger dat hem naar de rotskust terugdreef. Het zou er slecht voor hem hebben uitgezien als niet juist op dat moment een Romeinse vloot uit Italië was gearriveerd die, in plaats van naar het Romeinse kamp te varen, eerst de omsingelde troepen evacueerde.

De commandant van deze versterkingen was Publius Cornelius Scipio Aemilianus, een naam die zoiets wil zeggen als “de Scipio uit de familie Aemilius”. Hij was namelijk een afstammeling van de Marcus Aemilius Paullus die bij Cannae was gesneuveld en door adoptie de kleinzoon van de Scipio die Hannibal had verslagen. De jonge Scipio Aemilianus had zich in het eerste jaar van de oorlog bij herhaling onderscheiden en was in Rome onverwacht tot consul gekozen, omdat menigeen vermoedde dat hij de enige was die de belegering van Karthago tot een goed einde kon brengen.

In zijn gezelschap was Polybios, de Griekse historicus, die een verslag van de Derde Punische oorlog zou schrijven. Het is weliswaar verloren gegaan, maar vormt een van de bronnen van het geschiedwerk van Appianus. Deze vertelt dat Scipio zijn bevelhebberschap begon met het herstel van de verslapte discipline. Het kan waar zijn, maar dit wordt wel vaker verteld over Romeinse generaals die de verantwoordelijkheid kregen over een zich traag voortslepende oorlog, en dat roept scepsis op.

Daarna bestormde Scipio de voorstad, die hij ook zou zijn binnengedrongen. Maar omdat hij ontdekte dat het terrein door de aanwezigheid van tuinen, boomgaarden, schuttingen, heggen en braamstruiken erg onoverzichtelijk was, oordeelde hij dat het gevaarlijk was de vijand te achtervolgen. Om die reden zou hij zich hebben teruggetrokken. De waarheid lijkt echter dat hij werd teruggeslagen. Als hij immers uit eigen beweging was teruggekeerd, zou hij wel hebben geprobeerd de fruitbomen in brand te steken om de Karthagers van een voedingsbron te beroven.

De volgende dag liet Hasdrubal enkele Romeinse krijgsgevangenen martelen en van de stadsmuur werpen. Daarmee wilde hij uitlokken dat de Romeinen soortgelijke maatregelen namen tegen de belegerden, die daarna niets anders konden doen dan tot het uiterste doorvechten. De strategie lijkt erop gericht te zijn geweest de schade voor de vijand zó te verhogen dat hij zou gaan onderhandelen over een compromis. Toen de Karthaagse regering hem hierover verwijten maakte, liet Hasdrubal ook enkele regenten executeren.

[Wordt vervolgd]