Najaar 218 v.Chr.: de Karthaagse veldheer Hannibal trekt in vijftien dagen met 20.000 man, 6.000 ruiters en enkele olifanten over de Alpen. Zijn vijanden, de Romeinen, zijn onvoldoende voorbereid. De Tweede Punische Oorlog (218-201 v.Chr.) krijgt door deze operatie een ander verloop.

De vraag over welke pas het Karthaagse leger Italië binnenviel, houdt de gemoederen al eeuwen bezig. In Hannibal in de Alpen benut historicus Jona Lendering het vraagstuk om te tonen waar oudheidkundigen zich zoal mee bezighouden. De overlevering van antieke teksten, de stereotypen waarvan antieke auteurs zich bedienden, klimaatreconstructie, het antieke landschap en de darmflora van zoogdieren komen allemaal aan de orde. Het boek gaat echter ook over de volgorde waarin wetenschappers hun bewijs opbouwen en over de problemen die ontstaan als ze van die volgorde afwijken. Hannibal in de Alpen gaat over de Oudheid maar ook over de oudheidkunde. In de zin dat het toont dat de overgespecialiseerde wetenschappers voortdurend voor hun beurt praten, is het het spiegelbeeld van mijn boek over papyrologie.