Het probleem met historische feiten is dat je ze niet kunt observeren. We zullen nooit meer aanschouwen hoe de oude Karthagers handel dreven in Andalusië. Wat we wel kunnen bestuderen, zijn de gevolgen van de feiten, de “neerslag”. Karthago’s eindeloze oorlogen om Sicilië werden opgetekend in teksten die we nog altijd kunnen lezen. De wijze waarop de Karthagers hun huizen inrichtten en de invloed van hun handel op de sociale verhoudingen zijn nog steeds af te leiden uit archeologisch vondstmateriaal.

De indirectheid van hun kennis brengt historici danig in verlegenheid. Ze willen de verbanden tussen de verschillende gebeurtenissen wel opsporen – ze  zouden het verleden, met andere woorden, willen verklaren – maar als de feiten al slecht kenbaar zijn, zijn de verbanden en oorzaken helemaal onbegrijpelijk. Sommige geschiedtheoretici, de zogeheten “narrativisten“, stellen daarom dat het in de geschiedkunde minder gaat om de analyse van oorzaken dan om het vertellen van een overtuigend verhaal.

Carthage Must Be Destroyed. The Rise and Fall of an Ancient Civilization van de Cambridge-classicus Richard Miles is een voorbeeld van deze benadering. Na een inleiding waarin hij aangeeft dat het zijn doel is het historische belang van de ooit grote Noord-Afrikaanse metropool te belichten, vertelt hij een mooi verhaal over Karthago’s ontstaan, groei, bloei en ondergang, zonder daarbij te zoeken naar diepere oorzaken.

De hoofdlijnen zijn bekend. Karthago werd gesticht door Fenicische kolonisten, groeide uit tot meesteres van het westelijke Middellandse Zee-gebied en vocht op Sicilië een deprimerende reeks oorlogen tegen de Griekse stadstaat Syracuse, waarin geen van beide partijen erin slaagde de ander van het eiland te verdrijven. De Romeinen hadden meer succes en Miles’ beschrijving van de Eerste Punische Oorlog (264-241) is een hoogtepunt in het boek.

Even leek het erop dat opstandige huurlingen Karthago nu de genadeslag zouden toebrengen, maar de Karthaagse generaal Hamilkar versloeg ze en verwierf vervolgens steun voor een ambitieus project om de op Sicilië geleden verliezen te compenseren: de verovering van Andalusië.

Aan het overbekende verhaal van de strijd van Hamilkars zoon Hannibal tegen de Romeinen (218-201) weet Miles een verrassende draai te geven door in te gaan op Hannibals propagandistische gebruik van de Heraklesmythe. Hij is niet de eerste die erop wijst dat deze cultus eenheid kon brengen in het multi-etnische Karthaagse leger omdat alle soldaten al een mannetjesputtergod vereerden, maar Miles gaat op deze vertrouwde gedachte wel opvallend ver in. Hij suggereert dat Hannibals claim een nieuwe Herakles te zijn, de Romeinen buitengewoon moet hebben gestoord, aangezien zij hun verovering van Italië rechtvaardigden via dezelfde Heraklesmythe.

Miles’ reconstructie van de propagandaoorlog is boeiend, maar of ze juist is, staat te bezien. Het is althans moeilijk voorstelbaar dat Hannibals olifanten bij de bevolking van Italië de herinnering bovenbrachten aan de wijze waarop Herakles de runderen van Geryon had meegenomen. Miles ontwaart mooie verbanden, maar of die er ook in de Oudheid waren, is de vraag.

Zoals bekend slaagde Hannibal uiteindelijk niet in zijn doel. De Romeinse bondgenoten bleven loyaal. Juist hier zou de lezer een oorzakelijke verklaring hebben willen vernemen, want dit is toch de kern van de zaak: waarom namen de Italiaanse steden de last van de oorlog op zich? Wat bood Rome dat die inspanning rechtvaardigde? Wat miste Karthago? In elk geval wist de Romeinse generaal Scipio uiteindelijk de oorlog van Italië naar Afrika te verplaatsen en dwong hij de vijand op de knieën. De verwoesting van Karthago volgde een halve eeuw later.

Miles serveert nog een dessert. De Romeinen meenden dat zij hun conflict met Karthago hadden gewonnen doordat hun deugden tegengesteld waren aan de Karthaagse. De Karthager was de anti-Romein. Dit vijandsbeeld volgde het Romeinse zelfbeeld, ook toen de Romeinen verstrikt raakten in burgeroorlogen, ook toen ze hun republiek inruilden voor een keizerrijk, en ook toen de provincies steeds gelijkwaardiger werden aan Italië. De visie op Karthago veranderde mee.

Dat is boeiend, maar de lezer vraagt zich na dit slotakkoord wel af of “het historische belang van de ooit grote Noord-Afrikaanse metropool” werkelijk alleen heeft gelegen in haar bijdrage aan het Romeinse zelfbeeld. Veel meer heeft Miles echter niet te bieden.

Pogingen om aan te tonen dat wat in de antieke wereld gebeurde ook nu nog relevant is voor de wereld van vandaag leveren op zijn best banaliteiten en open deuren op, en op zijn slechtst stompzinnige en onjuiste observaties,

merkt hij terecht op, om de lezer in de daarop volgende zinnen te vergasten op de platitude dat de klassieke wereld niet alleen Griekenland en Rome bevatte, maar het resultaat was

van een aanzienlijk complexere interactie tussen veel verschillende culturen en volken.

Je meent het.

Miles zou het belang van zijn onderwerp overtuigender hebben aangetoond als hij erop had gewezen dat de omvang van de Mediterrane handel al enige tijd vóór de Karthaags-Romeinse oorlogen was begonnen toe te nemen en dat hierdoor die complexe interactie tussen verschillende culturen en volken intensifieerde. De eenwording van het Middellandse Zee-gebied is minder bewerkstelligd door geniale veroveraars als Hannibal en Scipio, dan veroorzaakt door zulke dieperliggende processen. Het is jammer dat Miles daarvoor geen oog heeft.

Toch valt er in Carthage Must Be Destroyed veel te genieten. Het valt echter aan te raden het Engelse origineel te lezen en niet de Nederlandse vertaling. Vertalers Pon Ruiter en Rob Kuitenbrouwer leveren prima werk, maar de uitgever heeft alle foto’s uit het boek gelaten, waardoor bijvoorbeeld Miles’ beschrijving van het beeld van de Jongeling van Motya onbegrijpelijk is. Het register is teruggebracht tot een namenlijstje, zodat je vergeefs zoekt wat het vaak door Miles kritiekloos behandelde egersis-ritueel ook alweer inhield.

Het notenapparaat is eveneens sterk ingekort. Te sterk. Miles richt zich tot mensen voor wie de Romeinse staatsinstellingen, de Myceense cultuur, Assyrië en Babylonië geen toelichting behoeven. Zulke lezers stellen er prijs op dingen in de bronnen te kunnen nalezen – prettige bronnen als Polybios, Livius en Flavius Josephus, die in Nederlandse vertaling voor iedereen toegankelijk zijn. Deze lezers worden met de huidige Nederlandse versie van Miles’ boek erg slecht bediend. Voor een eerste kennismaking is Carthago. Opkomst en ondergang van een stad te moeilijk en voor een geïnteresseerde lezer te incompleet. Een gemiste kans.

[Oorspronkelijk in het NRC Handelsblad van 13 augustus 2010.]