De tofet van Karthago

De Karthagers, die brachten kinderoffers! Elke Griek of Romein wist het en het staat ook vermeld in onze bronnen, met als opvallendste voorbeeld de beschrijving die de Griekse auteur Diodoros van Sicilië in de eerste eeuw v.Chr. gaf van een offer van vele tientallen kinderen. Hij vertelt over een enorm bronzen beeld van de god Kronos, voorzien van twee handen waarop de priesters de slachtoffers plaatsten, die daarvandaan naar hun vuurdood rolden.

Eén probleem bij dit verhaal is dat Kronos een Griekse god is en dat we te maken hebben met een Griekse uitleg van de Punische cultuur. In dit geval is aannemelijk dat de god is bedoeld die de Puniërs Ba’al Hammon noemden, zodat we weten waar het feitelijk om gaat, maar even vaak vermoeden we dat een Griekse of Latijnse tekst de Karthaagse werkelijkheid niet goed weergeeft. Soms hebben we zelfs geen vermoeden van wat we niet weten. Hoe vaak dat voorkomt, valt uit de aard der zaak niet te zeggen. Dat er nauwelijks Punische bronnen zijn, is van dit alles de vanzelfsprekende verklaring.

Het mag dan bekend zijn dat met Kronos Ba’al Hammon is bedoeld, we weten niet wat we verder moeten denken van Diodoros’ verhaal. Vaak wordt gesuggereerd dat het lasterlijk is. De gebeurtenis heeft zich namelijk niet alleen bijna drie eeuwen voor zijn tijd voorgedaan, maar ook nog tijdens een conflict tussen de Karthagers en Diodoros’ landgenoten. In die oorlog, rond het jaar 310 v.Chr., had de Siciliaanse veldheer Agathokles van Syracuse een leger overgezet naar Afrika om de Karthagers in eigen land aan te vallen. Die gebeurtenis was de aanleiding geweest tot het genoemde ritueel. Diodoros, zo luidt de redenering, herhaalde met zijn beschrijving van mensenoffers oorlogspropaganda.

Het kan zeker zo zijn dat Diodoros’ verhaal ooit diende om Agathokles’ vijanden zwart te maken. De bias van de auteurs van onze bronnen is altijd iets om op bedacht te zijn. Het is echter ook mogelijk beschrijvingen te snel als verzinsel terzijde te schuiven. Archeologen hebben in Karthago namelijk de zogeheten tofet opgegraven, waar duizenden gecremeerde kinderen zijn bijgezet.

Mensenoffers? Jonggestorven kinderen? Dat veel graven in inscripties ndr heten, “gelofte”, helpt niet: het kinderlijk kan zowel een in dank gebracht mensenoffer zijn als een jonggestorven kind zijn, begraven in de hoop op een nieuw kind, waarvoor een gelofte kan zijn gedaan. De grafschriften brengen ons dus niet veel verder.

De dierenbotten die eveneens op de tofet zijn gevonden, bieden echter een andere aanwijzing. In Tunesië lammeren de schapen in februari en oktober, en aangezien de opgegraven schaapsbotten óf uit de tweede, derde maand óf uit de zesde, zevende maand komen, valt te reconstrueren dat deze dieren in het voorjaar zijn geslacht. Nu zijn de dierenbotten nogal eens in één urn gevonden met de baby’s, die dus eveneens in de lente zijn gestorven. Aangezien het weinig aannemelijk is dat zuigelingen alleen overlijden in dat jaargetijde, valt te overwegen dat ze zijn gedood als voorjaarsoffer.

Literatuur

Lawrence Stager, “Rites of Spring in the Carthaginian Tophet” in Babesch (2014).