Hannibal in de Alpen | De vergeten oorlog

Categorie: Methodologie en theorie

Hannibal-podcast

Philip Dröge, de auteur van bewonderde boeken als Tambora, Moresnet, Pelgrim, De republiek Groningen en Moederstad, interviewde me onlangs over Hannibal in de Alpen. Terwijl het buiten pijpenstelen goot, voerden wij een leuk gesprek over Hannibal, over Alpen en over olifanten, afdwalend naar de actualiteit van de dag, zoals de aan fraude grenzende publicatie Het verraad van Anne Frank.

Als u de podcast beluistert – hij duurt ongeveer drie kwartier – hoort u dus twee mensen met belangstelling voor geschiedenis, sprekend over hoe je dat verleden eigenlijk kennen kunt. Met als rode draad dat mensen blijkbaar niet kunnen aanvaarden dat sommige dingen niet te kennen zijn. En dat ze ook niet gekend hoeven worden. Dat betreft lokaalpatriotten die per se willen dat Hannibal door hun dorp is gekomen. Het betreft ook wetenschappers die, zonder én de teksten én het materiële aspect van het verleden te overwegen, pretenderen wetenschap te  kunnen bedrijven. En gemeenschapsmiddelen verspillen aan een overbodige vraag.

Lees verder

Boekpresentatie

Gistermiddag was in een verder verlaten Rijksmuseum van Oudheden de presentatie van mijn nieuw boek Hannibal in de Alpen. Die was online te bekijken, wat leuk was, omdat we zo meer mensen konden bereiken dan als iedereen live aanwezig moest zijn.

Museumdirecteur Wim Weijland heette de kijkers welkom en ik vertelde iets over het boek. Daarna interviewde Martijn van Calmthout museumconservator Annemarieke Willemsen en mijzelf over wat het inhoudt het publiek gelaagd te informeren over wetenschap. Je kunt bijvoorbeeld Hannibal gebruiken om de aandacht te trekken en dan iets vertellen waarvan de mensen nog niet wisten dat het interessant zou zijn. Dat geldt voor museumtentoonstellingen evengoed als voor boeken. Het probleem is dat de formats en frames waarmee we de aandacht trekken, inmiddels behoorlijk sleets zijn en niet zelden contraproductief. En dat, als het over de Oudheid gaat, die vervolginformatie meestal ontbreekt.

Lees verder

Savanne- of bosolifanten?

Beeldje van een krijgsolifant uit Pompeii (Museo Archeologico Nazionale, Napels)

Een vaak terugkerende vraag is die naar de herkomst van de Karthaagse krijgsolifanten. Het wapen is vanuit India geïntroduceerd in de legers van het Seleukidische Rijk (in Iran, Irak, Syrië en Turkije), maar het is weinig aannemelijk dat ook de Karthagers Indische olifanten inzetten.

Uit Polybios’ beschrijving van een gevecht tussen de Seleukiden en de Ptolemaiën van Egypte blijkt dat de laatsten kleinere olifanten hadden dan hun vijanden. Dit suggereert dat ze niet beschikten over Afrikaanse savanneolifanten, die groter zijn dan de Indische. Al sinds de jaren vijftig nemen oudhistorici daarom aan dat de Ptolemaiën Afrikaanse bosolifanten benutten, die inderdaad kleiner zijn. Ook de Karthagers, die nog verder van India af woonden, zouden zich hiervan hebben bediend. De aanname was dat bosolifanten, die tegenwoordig voorkomen in het tropisch regenwoud van Kameroen, destijds ook leefden in Eritrea, van waaruit ze dan naar Egypte en Karthago werden geëxporteerd.

Lees verder

Welkom op deze blog

Volgende week dinsdag ligt mijn nieuwe boek Hannibal in de Alpen in de winkel. Het gaat over de route die het Karthaagse leger heeft genomen van het dal van de Rhône naar de vlakte van de Po. Dat is een triviale kwestie waar verbijsterend veel over is geschreven. De ondertitel is echter exact: het gaat over Een puzzel uit de Oudheid. Het gaat dus niet over de oplossing. We kunnen namelijk niet weten door welke rivierdalen, langs welke Keltische heuvelforten en over welke pas de soldaten zijn getrokken. Het vraagstuk leent zich echter uitstekend om u te tonen wat oudheidkundigen nu eigenlijk doen. En dáár gaat het boek over.

Oudheid, oudheidkunde en oudheidkundigen

Het gaat dus over de wijze waarop ze middeleeuwse manuscripten gebruiken om antieke teksten te reconstrueren. Het gaat over de stereotypen die we kunnen herkennen in antieke teksten. En het gaat over de manier waarop de literaire doelen die de auteurs van onze bronnen zich stelden, hun presentatie beïnvloedt van de feiten die wij zouden willen kennen. Verder gaat het over het antieke landschap, want ook al zijn er geen bergpassen bij gekomen, er zijn rivierlopen van karakter veranderd. Daarom gaat het ook over paleohydrologie en klimaatreconstructie. Bovendien gaat het over etnografie en over biologie. Het zijn allemaal onderwerpen waarmee een oudheidkundige zich bezig moet houden.

Lees verder

Hannibal, de Rhône en Mozes

De samenvloeiing van Rhône (rechts) en Isère (links)

Wetenschap begint met het gecontroleerd verzamelen van data. Archeologen graven dingen op, classici vervaardigen tekstedities. Dit is de dagdagelijkse gang van zaken. Het wordt al boeiender bij de interpretatie van die data. En echt interessant is het als we kijken naar de ontwikkeling van nieuwe technieken en methoden, waarmee onderzoekers nieuwe soorten inzicht verwerven.

Nieuwe soorten inzicht

Wat gebeurt er zoal als het gaat over de oude wereld? Ik wees vorige week al op de digitale paleografie, die kan leiden tot ander en beter inzicht in de antieke en middeleeuwse schrijfcultuur. Deze ontwikkeling hangt samen met een tweede: de groeiende belangstelling voor het materiële aspect van oude teksten. Mediëvisten waren daar altijd al goed in. In de oudheidkunde is deze belangstelling gegroeid doordat er zoveel vervalste teksten uitgegeven zijn.

Een andere ontwikkeling is al enkele jaren gaande: door het gebruik van technieken als LIDAR richt de archeologie zich meer op hele landschappen en beperkt ze zich niet langer tot afgebakende opgravingen. Ik aarzel of ik in dit lijstje van innovaties ook de chronologie moet noemen: er komen namelijk wel nieuwe kalibratiecurven, maar de aard van het inzicht verandert er niet door. Het ontstaan van een historische klimaatwetenschap is dan wel weer een echte innovatie. Tot slot is er de DNA-revolutie, die betekent dat er geen hermeneutische horizon meer is. Hier ligt de negatieve heuristiek aan flarden en is sprake van een scientific revolution in de letterlijkste zin des woords. Filologen krijgen er een rijkdom aan materiaal bij.

Lees verder

Het Numidisch en het Proto-Berber

Algerijns verkiezingsaffiche, deels in een Berberschrift

De huidige Berbertalen stammen af van een oertaal, die te reconstrueren is en gesproken moet zijn geweest in de eerste helft van het eerste millennium v.Chr. Dit Proto-Berber kan de voorouder zijn van het Numidisch. Het is inderdaad aantrekkelijk de namen waarmee antieke teksten de bewoners van de hoogvlakte aanduiden – zoals Maxyen, Massyliërs en Masaeisyliërs – op te vatten als weergaven van vroege vormen van de naam waarmee moderne Berbers zichzelf aanduiden, Imazighen. Ook zijn er woorden die op elkaar lijken, zoals de titel van de heersers, gld, die lijkt op het Berberwoord voor koning, agellid.

Toch zijn er ook verschillen tussen het Numidisch en het Proto-Berber. De taal van de Numidiërs heeft zich, als die werkelijk van het Proto-Berber afstamt, opvallend snel ontwikkeld. Daarom overwegen taalkundigen ook dat het Numidisch en het Proto-Berber allebei teruggaan op een gemeenschappelijke voorouder, die enkele eeuwen eerder gesproken moet zijn geweest. Er zijn argumenten voor en tegen beide opvattingen.

Lees verder

Verovering versus globalisering

Gedachtenexperiment nummer één. Stel u iemand voor die rond 350 v.Chr. besluit vanuit de Lage Landen op reis te gaan. Hij trekt naar het zuiden door het gebied van de Kelten, bereikt de Middellandse Zee bij Marseille, een Griekse kolonie. Per boot zijn reis vervolgend legt hij aan in de havens van Etrurië. Hij bezoekt Rome en de steden in zuidelijk Italië, steekt over naar Sicilië, zeilt naar het kosmopolitische Karthago, scheept in naar Egypte, brengt een bezoekje aan het tempelstaatje Jeruzalem en gaat aan land in de havensteden van Fenicië. Tot slot reist hij via Cyprus, Griekenland en de Donau weer naar huis.

Zo’n reiziger zou terug zijn gekeerd met verhalen over stadstaten en stamsamenlevingen, over zelfvoorzienende dorpen, over handelsnaties en over het Perzische wereldrijk. Hij zou onderweg eerst Keltisch hebben geleerd, maar ook Ligurisch en Etruskisch, Grieks en Latijn, Aramees, Egyptisch, Fenicisch en het daarvan afgeleide Punisch, Perzisch, Thracisch en de talen die ooit in Midden-Europa gesproken zijn geweest. Onze reiziger zal hebben gebeden tot de beschermgoden van de zeevaart en de wegen, eerst in de vierkante velden van de Kelten, later in de hoge Etruskische podiumtempels, in de naar alle zijden open marmeren heiligdommen van de Grieken, in het “huis van alle volken” in Jeruzalem, in de gigantische tempelcomplexen van Egypte en op de offerhoogten van de Levant.

Lees verder

Antiek fake-nieuws

Athanasius Kircher legt uit waarom het niet lukt

Tijdens de Tweede Punische Oorlog liep de Siciliaanse havenstad Syracuse, tot dan een Romeinse bondgenoot, over naar Hannibal. De Romeinen lieten dat niet op zich zitten en sloegen in 213 het beleg op voor de afvallige stad, waarbij hun gevaarlijkste tegenstander de slimme ingenieur Archimedes (287-212) was, die allerlei nieuwe wapens ontwikkelde. Eén daarvan zou een brandspiegel zijn geweest waarmee hij vuur kon ontsteken aan boord van de Romeinse schepen. Het is een van de beroemdste gebeurtenissen uit de Oudheid; de reconstructie in Cabiria, een van ’s werelds eerste speelfilms (1914), is onvergetelijk.

De makers van het tv-programma MythBusters hebben al eens aangetoond dat het alleen mogelijk is een doel op deze wijze in brand te steken als het niet beweegt. Ze waren niet de eersten. In 1648 kwam de geleerde Athanasius Kircher tot soortgelijke conclusies. Hij wist met spiegels weliswaar een vlam te ontsteken op zo’n vijfentwintig meter afstand, maar begreep dat het wapen te onpraktisch om te kunnen functioneren. (Een werkende brandspiegel zou groter hebben moeten zijn dan de grootste telescoopspiegel die ooit is geslepen.) En dan hebben we het er nog niet over gehad dat de Romeinse schepen minutenlang stil zouden moeten blijven liggen in een zee zonder deining, terwijl de bemanning merkte dat ze – letterlijk – onder vuur werd genomen. De Romeinen mogen dan niet bekend hebben gestaan om hun capaciteiten als zeelieden, ze waren niet dom.

Lees verder

De tofet van Karthago

De tofet van Karthago

De Karthagers, die brachten kinderoffers! Elke Griek of Romein wist het en het staat ook vermeld in onze bronnen, met als opvallendste voorbeeld de beschrijving die de Griekse auteur Diodoros van Sicilië in de eerste eeuw v.Chr. gaf van een offer van vele tientallen kinderen. Hij vertelt over een enorm bronzen beeld van de god Kronos, voorzien van twee handen waarop de priesters de slachtoffers plaatsten, die daarvandaan naar hun vuurdood rolden.

Eén probleem bij dit verhaal is dat Kronos een Griekse god is en dat we te maken hebben met een Griekse uitleg van de Punische cultuur. In dit geval is aannemelijk dat de god is bedoeld die de Puniërs Ba’al Hammon noemden, zodat we weten waar het feitelijk om gaat, maar even vaak vermoeden we dat een Griekse of Latijnse tekst de Karthaagse werkelijkheid niet goed weergeeft. Soms hebben we zelfs geen vermoeden van wat we niet weten. Hoe vaak dat voorkomt, valt uit de aard der zaak niet te zeggen. Dat er nauwelijks Punische bronnen zijn, is van dit alles de vanzelfsprekende verklaring.

Lees verder

Invisibilisering

Inscriptie in de Antonijnse Baden. De bewoners van Karthago spelden de naam van hun stad met een K.

In de laatste versie van het computerspel Civilization zat een aardig nieuwtje: een van de wereldwonderen die de speler kan bouwen, heet Huey Teocalli. Dat is in de taal van de Azteken, het Nahuatl, de naam voor de grote tempel van Tenochtitlan, gewijd aan de oorlogsgod Huitzilopochtli en de regengod Tlaloc. En nu we het toch hebben over de Azteken: op de tentoonstelling in Leiden heet de Codex Borgia Codex Yoalli Ehecatl. Dat is Nahuatl voor “nacht en wind”.

Invisibilisering

Het zijn twee voorbeelden van een algemenere neiging om dingen aan te duiden met de naam die de betrokkenen er zelf aan geven. We hebben het niet meer over Peking maar over Beijing, niet meer over Opper-Volta maar over Burkina Faso. Dat heeft zo nu en dan iets gekunstelds, maar de bedoeling is goed. Hoewel niet iedereen de Codex Yoalli Ehecatl meteen zal kunnen plaatsen, associeer je zo’n naam tenminste eerder met Midden-Amerika dan als de tekst Codex Borgia zou hebben geheten. Die plaats je immers gelijk in het Europa van de Nieuwe Tijd. De gedachte dat het weleens niet om een Griekse of Latijnse tekst zou gaan, komt vermoedelijk niet eens bij je op.

Lees verder

© 2024 Karthago

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑