Saguntum

Het blijft een van de meest tot de verbeelding sprekende verhalen uit de Oudheid: de Karthaagse veldheer Hannibal Barka die met zijn olifanten over de Alpen trekt. Met deze operatie viel hij de Romeinen aan waar ze het nooit hadden verwacht: in het noorden, in plaats van op Sicilië. Titus Livius, een belangrijke bron, presenteert de Tweede Punische oorlog als strijd op leven en dood, wat enigszins overdreven is omdat Hannibal er niet op uit was Rome te verwoesten. Het ging hem erom het Romeinse stelsel van bondgenoten te ontmantelen en de vijand te reduceren tot de status van stadstaat.

Livius wijdt tien boekrollen aan “de meest gedenkwaardige oorlog aller tijden”, en hoewel hij aandacht besteedt aan het diplomatieke geschil dat de aanleiding ertoe vormde, zoekt hij de oorzaak in het karakter van één man: Hannibal, de zoon van een Hamilkar Barka die op Sicilië een guerrilla tegen de Romeinen had gevoerd. Hamilkar had het verlies van het eiland gecompenseerd door de verovering van Andalusië, wat hem populair maakte bij de Karthaagse bevolking en zijn stad een efficiënte Spaanse landmacht gaf die was getraind volgens de laatste inzichten uit de Griekse wereld. Deze Hamilkar zou zijn zoon hebben laten zweren dat hij voor eeuwig de vijand van Rome zou zijn.

Een gevaarlijke vijand, weet Livius, die een hele reeks militaire kwaliteiten aan Hannibal toeschrijft en daar wreedheid, onbetrouwbaarheid, leugenachtigheid, goddeloosheid, trouweloosheid en principeloosheid aan toevoegt. Dit kwaadaardige sujet werd in 221 commandant van Karthago’s Spaanse leger en was vanaf dat moment uit op oorlog met Rome.

Althans, zo presenteert Livius het, alsof één man in staat is een complete staat in een oorlog mee te slepen. Het ligt natuurlijk complexer. De Karthagers waren gefrustreerd door de nederlaag in de Eerste Punische oorlog en er waren “haviken” die aanstuurden op revanche. Hannibal was niet alleen. Omgekeerd waren er ook in Rome senatoren die meenden dat een tweede oorlog noodzakelijk was. Onder andere omstandigheden zou een wraakbelust man als Hannibal minder ruimte hebben gekregen, maar hij had gedurende enkele jaren voldoende politieke rugdekking om de oorlog te ontketenen die zijn vader lijkt te hebben gewild.

Het uitbreken van de Tweede Punische oorlog was ondertussen geen buitengewoon bijzondere zaak. De Karthagers breidden hun macht uit in Spanje; de bewoners van een bedreigde stad, Saguntum, vroegen om hulp in Rome; maar omdat deze stad lag in een ook door Rome erkende Karthaagse invloedssfeer was er een diplomatiek probleem. Met wat goede wil zou het op te lossen zijn geweest, maar niemand wilde vrede. Toen Hannibal de stad eenmaal had bezet en had vernomen dat én Karthago én Rome dit opvatten als het begin van een oorlog, begon hij aan de voorbereidingen van de opmars naar Italië.

De omvang van het expeditieleger suggereert dat het plan klaar lag. Als de voornaamste bronnen voor deze veldtocht, Livius en de doorgaans accurate Polybios, betrouwbaar zijn, verliet de Karthager Spanje met 102.000 man. Ten noorden van de Ebro liet hij 11.000 man achter en daarna zou hij, na enkele gevechten, met 59.000 soldaten de Pyreneeën zijn overgestoken. Als dit juist is, zou de Karthaagse generaal in Catalonië al een derde van zijn leger hebben verloren. Van de overblijvers zou hij, hoewel geen gevechten worden vermeld, opnieuw een kwart zijn verloren voor hij de Rhône had bereikt, want daar zette hij 46.000 man over. In een later door Hannibal achtergelaten inscriptie vermeldde hij dat hij ooit met 20.000 man voetvolk en 6.000 ruiters was aangekomen op de Povlakte. Dit ongetwijfeld correcte cijfer leidt tot de conclusie dat de overtocht van de Alpen bijna de helft van Hannibals mannen het leven kostte.

Dit spectaculaire verlies kán eenvoudig niet waar zijn. Geen generaal springt zo roekeloos om met mensenlevens, al was het maar omdat hij alleen succes kan hebben met levende soldaten. Het is aannemelijker dat de Karthager met zo’n 40.000 man de Ebro overstak, ongeveer evenveel als Alexander meenam toen hij de Perzen aanviel (bron) en als Caesar zou inzetten tegen de Galliërs. Vervolgens liet Hannibal een kwart van zijn manschappen achter om te verhinderen dat Catalonië een Romeinse basis zou worden – te weinig, zoals zal blijken – en daarna zal hij nog zo’n 4000 man hebben verloren.

Het expeditieleger bestond uit verschillende nationaliteiten. Van de 26.000 man die de Povlakte zullen hebben bereikt, vormden de taaie Libiërs de meerderheid, maar er waren ook Iberiërs, Griekse officieren, slingeraars van de Balearen, Numidiërs en Galliërs. Later zouden daar nog meer Galliërs bijkomen, alsmede Samnieten en andere Italiërs. Een van de manieren om de eenheid te bewaren was religie. Hannibals munten tonen de mannetjesputter die bij de Karthagers Melqart heette, bij de Grieken Herakles en bij de Galliërs Ogmios. Iedereen kon zich ermee identificeren, want niet alleen was de halfgod de belichaming van alles wat mannelijk was, hij was ook beroemd omdat hij lange reizen had gemaakt, omdat hij oorlog had gevoerd en, niet in de laatste plaats, omdat hij ooit vanuit Spanje via de Alpen naar Italië was gekomen.

[Wordt vervolgd]